Hij legt op 22 Nov 1764 bij codicil in het Dorpsgericht vast dat de
boerderij op de Wetering, thans bewoond door (zus) Maatje wed Teunis Danisse, waarvan hem 1/2 competeerd, Maatje 1/4 en Cornelis Barten 1/4, gemeen zal blijven om daaruit 30 gulden jaarlijks uit te keren aan de innocente Marritje Cornelis Blauwendraad.