Heer van Huet, Gronstein, Grubbenvorst en Lottum, raad en drost in der Hetter, overl. 1590, zoon van Otto en Elisabeth van Buderich, beschreven tot bijwoning der vergadering van het Overkwartier in 1555, werd 30 Juni 1557 als erfgenaam zijns vaders met de halve hooge heerlijkheid Grubbenvorst, met Baersdonck en Wamel beleend. De heerlijkheid Lottum, welke aan het St. Quirinusstift te Neuss behoorde, werd door de abdis van genoemd stift Christina van Veltbruggen aan hem verkocht. Den 17. Nov. 1563 kreeg Johan van Wittenhorst, als drost van het land van Kessel last om op 4. Dec. met de commissarissen van het Hof te Arnhem, Derck Deyn en Frederich van Boeijmer, te Lottum te zijn ten einde de overdracht van de heerlijkheid aan Christoffel van Wylich bij te wonen. Christoffel schonk in 1565 aan de kerk van Lottum een klok met zijn naam er op. Den 15. Jan. 1590 verkocht de kerk van Dornick met voorweten van den ambtman Christoffel van Wylich, heer van Gron(d)stein, Lottum en Grubbenvorst, aan Adelhard van Goer 2Ùa pond was, welke deze aan de kerk uit een straat van af zijn huis tot aan den Hetterdijk schuldig was. Hij was viermaal gehuwd: 1e. 1550, Anna, dochter van Philip van Horn, vrijheer van Boxtel en Clara van Renesse; 2e. Johanna, dochter van Werner van Pallandt, heer van Bredenbent, en Johanna van Bronckhorst-Batenburg; 3e. Catharina van Assendelft, weduwe van Willem van Lockhorst; 4e. een onadellijke, bij wie hij als zoons had: Goddert, rentmeester te Gennep, Johan, burggraaf te Halt en Diederik, burgemeester van Gennep.
Uit het tweede huwelijk waren de volgende kinderen: Johan Christoffel, heer van Huet, Lottum, Grubbenvorst en Gron(d)stein, drost in de Hetter en Rees, werd in 1608 door aartshertog Albert van Oostenrijk tot vrijheer van Wylich en Lottum verheven en de heerlijkheid Lottum tot oude vrije baronie verklaard, hij stierf 19 Juni 1618 en was gehuwd met Anna, dochter van Willem Quadt van Wickradt tot Soppenbroeck en van Dorothea van Loe tot Wissen, welke in 1626 stierf; Johanna, geb. 1564, huwde 1e. 1581 Diederich van Wylich, heer van Disfort, cleefsch deurwaarder (overl. 18 April 1587, zoon van Adolf en van Elisabeth van Milendonk); 2e. Roeleman van den Bylandt, heer van Halt en Spaldorp, drost van Gennep (overl. 17 Sept. 1624, zoon van Johan, drost van Gennep enz. en van Barbara van Virmundt); een dochter die met een Quadt van Wickradt huwde.
Zie: de eerste twee bronnen bij Gadert van Wylich; Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg (1894), 161; Maasgouw (1879), 140, 148, (1881), 559, (1898), 64, 71; J.S. van Veen, De overgang der heerlijkheid Lottum in het jaar 1563 in Maasgouw (1915), 9-12, 17-20; Robe rt Scholten, Beiträge zur Geschichte von Wissel und Grieth, 97; d' Ablaing van Giessenburg, De ridderschap van het kwartier van Nijmegen, 258, 299.
Verzijl