Home Genealogy Lockhorst | Email



Notes for Lutgard van Kuinre


Wanneer op 27 oktober 1368 bisschop Johan van Vernenburg op het kesteel te Goor door een aantal Twentse edelen wordt overvallen, sneuvelt daarbij een zekere Hendrik van Endenich (Nagge dl. 1, p. 156). Hij blijkt een bastaardzoon van de bisschop te zijn. Hij heeft een bastaardbroer Johan van Endenich, vermeld 1381-1416. Het is met deze zwager Johan, dat Lutgard van 1381-Ùt85 processen voert over de voogdij en goederen van haar uit eerste huwelijk geboren dochter Henrica van Vernenburg. Op 6 juni 1381 stelt Lutgard, echtgenote van Hendrik van Vyanen, ridder, tot procurator Her,man van der Ese, Johan Hagen en Henrick Hermanszoon van Rossem, om haar te verdedigen in de zaak tegen Johan van Endenich (T.R.O.-F 31). Huge van der Halle wijst 3 augustus 1382 tussen Johan van Endenich en de vrouw van heer Hendrik van Vyanen het volgend ordel: ,,zoo Mijn Heer erkende, dat het Jans ,,steemcmelijkeÙT dag was, dat ,hij de tegenpartij met regt ,,vorgewonnenÙT had en dat het Mijns Heeren regte regtdag was, zal Johan het gevorderde goed gewonnen hebben, indien zij niet bij schijnende zonne verschijnt. De deding wordt met goedvinden van Mijn Heer en beide partijen uitgesteld tot de eerste claring (T.R.O.-F 67). Op 24 augustus 1382 stelt Huge van der Halle de eis uit, die hij ingesteld heeft tegen het kind van Hendrik van Vernenburg en diens momber, die hij meent verwonnen (veroordeeld) te hebben (T.R.0.-F 69). Jonkvrouwe Henric, dochter van Hendrik van Vernenburg wordt op 4 februari 1383 opnieuw veroordeeld. Op 3 maart 1385 wijst Gerijt van Bevervoerde een ordel tussen Johan van Endenich en de vrouw van heer Hendrik van Vyanen met haren momber: heeft de Keizer Van Endenich zo geadeld en gevrijd, dat Mijn Heer van Utrecht dunkt ,,dat hij met recht voermudel (voogd) zijn mag, zoo zal hij dit met regt genietenÙT. Dit ordel bestrijdt Gerijt Hacke die voor beter wijst: ,,dat de Keizer Johan niet zoo, geadeld heeft, dat het hier iemand onstade (nadeel) doen mag aan zijn goed, zijn regt of zijn erfenis; dat hij geen voogd over hun kind mag zijn, omdat hij een onecht kind van de zwaardzijde is en het hier geen regt is, dat men voogd is vanwege de moederÙT. Bij het eerste ordel zijn Mijn Heer en de goede Iuden (ridderen en knapen) gebleven, zoodat Johan voolgd mag zijn. Boven deze ordels staat ,,Memoriale de bonis ten holteÙT (T.R.O.-F 121). Op 28 juni 1385 zien we Jonkvrouw Henric dochter van Henrick van Vernenborch, Elyaes Baers tot momber kiezen, om voor haar te winnen of te verliezen en haar goed te verwaren (behouden). Hierbij zijn tegenwoordig Heer Goessen van Rossem, heer Johan Van Kuynre en Godert van Oestenwolde (T.R.O.-F 127). Op dezelfde dag komen Johan van Endenich. t.e.z. en vrouw Lufgard met haar momber t.a.z. in deding, waarbij Wolter Stelling een ordel wijst: ,,aangezien Johan de tegenpartij aanspreekt voor 2000 oude schilden met een slichte clage (actie zonder aanbod van bewijs), zijn zij nader om hunne onschuld te doen dan Johan om hen met slichte woerden (eenvoudige woorden) eenig goed af te winnen, omdat zij welgeboren dienstluden zijnÙT. Dit ordel bestrijdt Dirk van Hacfort, die voor recht wijst: ,,aangezien een kind, een blijkende schijn (tastbaar bewijs) aanwezig is, dat onmondig aan Van Endenich ontvoerd is, Waarvan hij in regte momber was, gelijk hem toegeklaard is, zoo zullen zij geen onschuld doen (vrijpleiten) voor het kind en voor den blijkenden schijn, noch voor het goed, door dat kind van zijn vader georven, noch voor het voordeel hieruit voor Van Endenich voortspruitendeÙT. Het eerste is gevolgd (T.R.O.-F 127). Voor wat betreft de voogdij wordt gewezen: ,,dat Mijn Heer Johan van Endenich handhaven zal in de momberschap, totdat hij met regt daaruit wordt gesletenÙT (T.R.O.-F 126). Op 21 maart 1386 wordt een ordel gevraagd vanwege heer Henric van Vyanen, vrouw Lutgard zijn vrouw en haar momber of, daar hun toegeklaard was, dat zij hunnen, onschuld doen mogten van den eisch, door Johan van Endenich tegen hen ingesteld, en daar deze bij het oplezen van dat ordel tegenwoordig was, zij, indien Johan niet bij zittende zon verscheen, verder eemge aanspraak in geestelijk of wereldlijk regt van Johan behoefden te lijden. Dit ordel wordt besteed aan heer Reynold van Lage, die voor recht wijst, dat zij dan verder geen nood zullen lijden. Voorts magtigt Mijn Heer hen om heen te gaan, zullende het gelden als of zij gewacht hadden totdat de zon onder was (T.R.O.-F 141). In de jaren 1387-Ùt90 zijn er processen tussen Lufgard t.e.z. en Roelof van Ansen, Roelof Wevel en Otto Hageman t.a.z. over de pacht van de goederen de Maenbeke en de Kelre. Lutgard is hierbij beurtelings vergezeld van haar man, haar dochter en Arnd ten Brincke. Ook treedt Aarnd ten Brincke uit eigen hoofde in deze zaak op (T.R.O.-F 165, 169, 184 en 188). Alhoewel hij nergens als zodanig genoemd wordt, is het niet gewaagd te veronderstelllen, dat hij de echtgenoot is van Henrica van Vernenburg. Het laatst dat we hiervan horen is op 24 november 1390, wanneer Van Ansen en Wevel hun zaak uitstellen tot de volgende rechtdag te Vollenhove ,,An Mijns Heren, willen van Utrecht en des Greven van CuynreÙT (T.R.O.-F 189 en 192). Tegen haar broeder Herman procedeert Lutgard op 28 februari 1393. Op deze dag neemt Herman zijn eerste wasteken tegen vrouw Lutgard van Vyanen, zijn zuster, en vrouw Henrica hare dochter, voor 2000 oude schilden (T.R.O.-F 208). Lutgard kiest op 1 mei 1394 wederom mombers (T.R.O.-B 8). Arnd ten Brincke komt in 1404 voor met zijn zoon Klaas (T.R.O-B 118). Van Rhemen weet te vermelden, dat Lutgard vrouwe van Dusterenberg, zegelde met rechts Vyanen, links Kuinre (5 schuinbalken) (collectie Van Rhemen in R.A. Arnhem, dossier Freyse van Cuynre).
HOME | EMAIL | SURNAMES |

Laatste wijziging op 19 april 2011 door Arwi Lokhorst
Rhode Island - USA

 


Page built by Gedpage Version 2.20 ©2000 on 18 April 2011