Home Genealogy Lockhorst | Email



Notes for Herman van Lockhorst


Domdeken te Utrecht en canonnik tot Ludirk (Luik) a 1404.

Domdeken, kanunnik en scholaster van Oudmunster.
In 1400 gaf Frederik (van Blankenheim), bisschop van Utrecht, aan Herman van Lockhorst, Domdeken, opdracht tot volkomen insluiting, zoals hij tevoren had gedaan aan Evert Foeck.

Kanunnik te Luik. Was Raad van Bisschop Frederik, hoofd van een partij in Utrecht en moest vluchten 1413 doch komt 1415 terug. Domdeken.

LOCHORST (Herman van), zoon van Jacob van Lochorst, Utrechtsch burger uit oud en aanzienlijk geslacht (overl. in 1385) en Mechteld van Drakenborch (overl. in 1387), overleden als domdeken te Utrecht 6 Aug. 1438. Als jongeling bezocht hij de universiÙwteit te Heidelberg, waar hij in 1387 als ,,canonicus Traiectensis" werd ingeschreven. Twee jaar later in 1389 ontmoeten wij hem als studens decretorum te Praag. In 1400 volgde hij Willem Buser als domdeken op. Sinds speelde hij een hoogst belangÙwrijke rol in Utrechtsch geschiedenis en is in vollen zin op hem van toepassing de karakteristiek door een onzer beste kenners der middeleeuwen van de aanzienlijke kanunniken gegeven: ,,vreemd zijn ons deze mannen, half wereldlijken, half geesteÙwlijken, wier regel ons aan kloostertucht doet denken, terwijl wij hen toch in wereldlijk gewaad overal ontmoeten, waar wereldsche belangen op dikwijls zeer wereldsche wijze behandeld worden '. De strijd der Lichtenbergens en Lochorsten is aan zijn naam onafscheidelijk verbonden. De partij, die onder de regeering van bisschop Frederik van Blankenheim tegen de aansluiting van het Sticht bij den hollandschen nabuur en tegen Hollands invloed zich keerde, vond in den domdeken haar hoofd. Na de beëindiging van den arkelschen oorlog begonnen de tegenstanders der hollandschgezinde partij met kracht het hoofd op te steken; verbittering en onrust werd gezaaid door rondstrooiing van de mare, dat Utrecht verkocht was en weldra aan den hollandschen graaf zou worden overgegeven.
Deze beschuldiging, als zoude de tegenpartij. met Holland heulen, deed in den zomer van 1413 het volk te hoop loopen. Op 11 Juli van dat jaar sloeÙwgen de Lochorsten hun slag. Aangevoerd door den domdeken snelden zij gewapend naar het raadhuis, de burgemeesters vluchtten en de raad zag zich gedwongen de hoofden der hollandsche partij te verbannen. De deken wist vervolgens met zijn aanhangers, waaronder zijn broeders Jacob en Gijsbert, hun tegenstanders uit den raad te verÙwwijderen en hun verbanning te bewerken. De verÙwdreven Lichtenbergers zochten steun bij den gelderschen hertog, en vonden dien ten slotte bij hun natuurlijken beschermer, den graaf van Holland. Deze bracht de burgerij van Utrecht in het nauw door hen in hun handel te treffen, terwijl hij bestraffing van van Lochorst en de zijnen vorderde. Het willekeurig bestuur door dezen gevoerd, had bovendien reeds velen tot hun vijand gemaakt; thans door Willem van Holland bedreigd, richtte de volkswoede zich tegen de oorzaak daarvan. Hermaan zocht in een klooster bescherming en werd 17 Mei 1415 met zijn broeders Jacob en Gijsbert en andere volgelingen uit Utrecht geleid. Een raadsbesluit bekrachtigde dit, terwijl de bisschop met de kapittelen Herman met andere kanunniken van zijn aanhang veroordeelden om zich binnen dertig dagen voor zeven jaren naar Ùween universiteit te begeven en niet zonder verlof in het Sticht weder te keeren. Ondanks de hulp van den hertog van Gelre en Jan van Beieren gelukte het niet dit vonnis herroepen te krijgen; bisschop Frederik handhaafde de uitspraak. Herman begaf zich naar Heidelberg (de matrikel vermeldt dit niet) De dood van Willem VI van Holland in Mei 1417 en de herleving der hoekschÙwen kabeljauwsche twisen was voor den gebannen domdeken het sein om terug te keeren Hij snelde naar Holland om deel te nemen aan den strijd tegen Jacoba. De gravin beklaagde zich over deze overtreding van hun vonnis bij de kapittelen en in Januari 1418 gelastte de bisschop hem naar Heidelberg terug te keeren. Allerlei uitvluchten werden gezocht, tot hij ten slotte voor de bedreiÙwging, dat de inkomsten zijner prebende zouden worden ingehouden, bezweek en naar Heidelberg terugkeerde. In 1419 plaatste hij hier zijn naam in de matrikels. Een aantal jaren vertoefde hij in den vreemde en in den zomer van 1423 werd hij te Keulen ingeschreven. In October van dat jaar overleed bisschop Frederik; de keuze van een opvolger geschiedde buiten tegenwoordigheid van den deken van het domkapittel, maar die keuze was tevens de aanleiding voor herleving van den strijd tusschen de utrechtsche partijen. De LochorÙwsten hielden de zijde van Sweder van Kuilenburg tegen Rudolf van Diepholt, den candidaat der Lichtenbergers. De eerste zegevierde aanvankelijk, doch ten slotte bleef aan Rudolf de overwinning en deed deze na zijn confirmatie door den paus in 1433 zijn intocht binnen Utrecht. Na den spoedig volgenden dood van Sweder kozen diens trouw gebleven aanhangers, waaronder ook Gijsbert van Lochorst, Walraven van Meurs tot opvolger, maar na veel onrust deed deze ten slotte afstand van zijn rechten op den bisschopszetel. Reeds veel eerder had Herman onder eede beloofd zich aan het besluit tot schorsing van Sweder van Kuilenburg te zullen houden en bij eventueele aanstelling van een ruwaard van het Sticht dien te erkennen en te steunen en Sweder te weerstaan. Dit stuk van 24 Aug. 1426 houdt echter gelijke belofte in van Gijsbert. Van Lochorst was een man van zijn tijd; eerzuchtig, onbetrouwbaar en schuldig aan tal van misdrijven; een verzameling van stukken over door hem begane wandaden is in het archief van den Dom te Utrecht. In het genoemde vonnis der kapittelen van 1415 lezen wij van hem en zijn broeder Gijsbert, dat zij ÙSper se et suos satellites complices et cooperatores, consilium. opem et operam prestaverunt, propter quod diversa homicidia, mutilaciones membrorum, oppressiones et hominum proscriptiones aliaque innumera mala fuerunt et sunt secute et secuta." Men bedenke echter, dat hier een hoogst vertoornd rechter aan het woord is. Daarnaast treft het ons, dat hij als weldoener van bet kartuiser-convent te Utrecht wordt geteekend. Hoogst ongunstig over hem is het oordeel van Schmedding. In 1423 vermeldt de keulsche matrikel hem alas ,,can. Leod.": Hij was kanunnik van St. Lambertus te Luik. Eveneens kanunnik en scholaster van het kapittel van Oudmunster. Keussen verwart hem met den veel lateren deken van Oudmunster, zijn naamgenoot, oorzaak hiervan is de inschrijving te Heidelberg in 1419 als: Hermannus Lochorst unior cler. Traiectensis. Over zijn strijd met het domkapittel in 1432 vindt men berichten bij Burman, wiens verklaring echter een gissing is naar aanleiding van het bericht van Drakenborch als zou het concilie van Bazel van Lochorst in 1431 als domdeken hebben afgezet en vervangen door Hendrik Scatter. Volgens de aanteekeningen van Wouter Brock is deze nooit deken geweest en vertoefde bij in 1432 te Bazel. Zijn afzetting en vervanging door Scatter worden ook verhaald in Archief Aartsb. Utrecht XX, 304 v.v.
Zie verder: G. Toepke, Martrikel der Univ. Heidelberg
I. 10. 143; H. Keussen, Martrikel der Univ. Köln
I 201: Monumenta historica Univ. Pragensis
II, 76; K. Burman~ Utrechtsche Jaarboeken I (Utrecht 1750) 127 v.v.; 167 v.v.; 346
334 v.; J. de Hullu, Bijdrage t.d. geschiedenis v.h. Utrechtsche schisma ('s Grav. 1892),
103; L Schmedding, De regeering van Fred van Blankenheim (Leiden 1899) 101 v.v.; 145 v.;
209; Hoynck van Papendrecht Analecta III A, 173 V.; Codex Diplom. Neerl. v.h.
Hist. Genootschap II: 3, le afd. 229 v.; 437 v.v.; Bijdr. en Meded. Hist. Gen. IX (1886) 298;
Archief Aartsb. Utrecht X, 229; XI, 372; XXVII, 146; Register oud-archief Kampen no. 495 en 517
(van Kuijk)

148. Notariële akte waarbij domdeken Herman van Lockhorst, ook prebendaat van St. Salvador, St. Jan en St. Marie, verklaart sinds 17 maart niet in de stad Utrecht te hebben durven blijven en nog niet te durven blijven. Datering 1415 juni 2. (RAU, Toegangsnummer: 216, Archieftitel: rooms-katholiek (rk): domkapittel)

244. Bewijs door de vice-gardiaan van het convent van de minderbroeders te Utrecht afgegeven wegens twee door de domdeken geleende en terugbezorgde boeken
Datering 1430 nov. 12. NB Waarschijnlijk afkomstig van de executeurs van domdeken Herman van Lockhorst (ovl. 1438). (RAU, Toegangsnummer: 216, Archieftitel: rooms-katholiek (rk): domkapittel)

245. Kwijting aan Aernt de Waal, ten behoeve van de domdeken verleend, voor 8 Beierse guldens vanwege een koralen paternoster en een grote steen
Datering ca. 1400. NB Waarschijnlijk afkomstig van de executeurs van domdeken Herman Lockhorst. (RAU, Toegangsnummer: 216, Archieftitel: rooms-katholiek (rk): domkapittel)

246. Obligatie van 88 Franse schilden, door domdeken Herman van Lockhorst gegeven aan Henric van Brienen. Datering 1403 mrt. 18, met aantekeningen over de aflossing vanaf 1435. (RAU, Toegangsnummer: 216, Archieftitel: rooms-katholiek (rk): domkapittel)

428. Henric, burggraaf van Montfoirde, maakt zijn testament, waarbij hij zijn nalatenschap verdeelt onder zijn vrouw Oeda van der Lecke en hun kinderen Zweder, Johan, domproost te Utrecht, Lodewich en Willem, en tot executeurs benoemt heer Herman van Lochorst, domdeken te Utrecht, zijn zwager heer Henrick van der Lecke, zijn neven heer Jan van Zulen en Jan van Zulen heer Dircsz., zijn kapelaan heer Peter die Haen, pastoor te Montfoirde, en Melys Jansz.
Datering 1402 Maart 10
NB Afschrift in Inv. no. 60, fol. 70.
(Toegangsnummer: 0370, Archieftitel: Heren en graven van Culemborg, Gelders Archief)

1061. Minuut van een brief van het kapittel aan de schepenen van de keure en de gedeel te Gent, in het belang van jonkvrouw Katherine, dochter van Jan die Cuper, vrouw van Lantsloet van Hoern, die gehinderd werd in het genot van de tienden in het kerspel van Axel, die zij in leen had van domdeken Herman van Lochorst Datering 1422
(RAU, Toegangsnummer: 216, Archieftitel: rooms-katholiek (rk): domkapittel)

2472. Uitspraak door Johannes van Rijnesse en van Rijnauwen, ridder, en andere scheidsrechters, in het geschil tussen Herman van Lochorst, domdeken, en Aelfaer van Lichtenberch, proost van Oudmunster, over het verlenen van benficiën Datering 1399 aug. 25
(RAU, Toegangsnummer: 216, Archieftitel: rooms-katholiek (rk): domkapittel)

Stukken betreffende het proces, door domdeken Hermannus van Lochorst voor de pauselijke rechter gevoerd, om recht te verkrijgen tegen de burgers van Utrecht, de bisschop en de kapittels, die hem hadden verbannen Datering 1419-1420
(RAU, Toegangsnummer: 216, Archieftitel: rooms-katholiek (rk): domkapittel)

4249. Register van stukken met getuigenverhoor voor de bisschop en de vijf kapittels over de oproerige handelingen van domdeken Herman van Lochorst en de kanunniken Gijsbert van Lochorst en Johan Herboert, met vonnis van 1415 en enige stukken betreffende het appel van de domdeken c.s. op de paus van 1418/19
(RAU, Toegangsnummer: 216, Archieftitel: rooms-katholiek (rk): domkapittel)

Herman van Lokhorst deken van (het Domkapittel te) Utrecht geeft op verzoek van Wermboud van Boskoop rector van het Ceciliaconvent te Utrecht vidimus van een oorkonde van Frederik van Blankenheim bisschop van Utrecht d.d. 1400 mei 29 (hier nr. 33).
Origineel: A. WFA Hoorn, oud-archief Hoorn nr. 769. Ùv Maten: 318 (r. 329) + 48 Ùj 282 mm. Ùv
Door drie sneden door de pliek een staart met het licht beschadigde zegel van de oorkonder in bruine
was. Ùv In dorso: (15e e.) Quod possumus eligere confessorem qui absolvat professos in ordine in
casibus omnibusa reservatis et habere oratoria et celebrare et celebrari facere in loco etiam non
consecrato divina officia et sacramenta ministrare festo Pasche et articulo mortis exceptis et eligere
visitatorem approbate ordinis. Ùv F.
Niet eerder gedrukt.
Regest: Gonnet, Archief Hoorn, p. 165, nr. 94.
Vgl. nr. 32.
Hermannusb de Lochorst Dei gratia decanus Traiectensisc ad universorum notitiam
deducimus per presentes nos vidisse, legisse et nostris manibus contrectasse ac cum || magna
diligentia examinasse quasdam litteras executorias reverendi in Christod patris ac domini
nostri domini Frederici Dei gratia episcopi Traiectensisc sanas et integras, non || cancellatas,
non abolitas nec abrasas sed omni prorsus vitio et suspicione, ut prima facie apparuit,
carentes, eius vero sigillo quod erat de cera rubea sigillatas, quarum te-||nor sequitur sub hiis
verbis:
(volgt nr. 33).
Attendentes autem ipsas litteras personas diversorum locorum a se distantium tangere et
propter || viarum discrimina ad eadem loca tute deferri non posse, ad supplicationem discreti
viri domini Werenboldi Erenboldi de Buscoep rectoris capelle Sancte Cecilie || Traiectensisc
premissas litteras copiari ac transsumi fecimus et transcribi. Et ut ipsi transsumpto seue
transcripto in iudicio et extra tanta fides adhibeatur quanta foret || ipsis litteris originalibus
adhibenda, habita prius diligenti collatione de eisdem litteris cum presenti transsumpto
ipsisque repertis per omnia concordare, ipsum transsumptum si-||gilli nostri appensione
fecimus communiri.
Datum Traiecti in domo habitationis nostre anno Domini millesimo quadringentesimo,
mensis iulii die antepenultima.

704. 1426 (Augustus 24) up sinte Bartelmeeus dach Apostels.
Herman van Lockhorst, Domdeken en Ghisebrecht van Lockhorst, kanunnik ten Dom, beloven aan de tegenwoordige machthebbers binnen de stad Utrecht (nam. Johan burggraaf van Montforde, Johan van Vianen tot Noordeloes en Johan van Rinesse van Rinouwen), om, als dezen met de drie Staten eenen ruwaard van het Sticht aanstellen, dien met hunne magen en vrienden te helpen en bisschop Zweder te weerstaan.
(Met zegels van Herman van Lochorst, Willem heer tot Bueren en Ghisebrecht van Lockhorst in groene was.
Oorspr. Inv. No. 459 Bron: Regesten van het archief der stad Utrecht door Samuel Muller.

Toegangsnummer: 223 (RAU)
Archieftitel: rooms-katholiek (rk): kapittel oudmunster
2. Inventaris
2.5. De vijf kapittels
2.5.2. Bestuur van het diocese en van het Sticht
2635 Verbintenis tussen bisschop Frederik en de vijf kapittels om elkander te verdedigen tegen de euveldaden van Herman van Lochorst c.s
Datering 1415 okt. 25
Omvang 1 charter

LOCHORST (Herman van), domdeken te Utrecht, afstammeling van het Stichtsche geslacht van dien naam, dat in de vijftiende en volgende eeuwen in Utrecht in groot aanzien was en regeringsposten bekleedde, nam in 1413 deel aan een oproer der Arkelsgezinden, onder voorwendsel dat de stad Utrecht aan den graaf van Holland verkocht was. Twee jaren later (1415) zelve een oproer willende stillen, werd hij met zijn broeder Jacob, die toen schont was, gedwongen de volkswoede in het klooster der kanunniken te ontvlugten. Nog denzelfden dag werd hij uit de stad gebannen. Gedurende de twisten tusschen Rudolph van Diepholt en Sweder van Cuylenborch, hield hij de partij van den eerste. De laatste had hem met vrijgeleide ontboden, elf dagen op het Huis ter Horst laten opsluiten, en door alle middelen, zelfs door zware dreigementen, trachten te bewegen zijn decanie ten behoeve van zijnen neef af te staan, en toen hij zulks volstandig bleef weigeren, hem schandelijk op een klein veulen paard van het slot laten rijden, in verwachting dat zijne vijanden hem onder weg zouden doodslaan of gevangen nemen.
In 1432 werd hij door het kapittel gevonnisd en gevangen gehouden. De reden hiervan is onbekend, doch Burman gist, dat hij zich niet wilde schikken naar het besluit van het concilie te Basel 1431, dat Hendrik Scatter tot domdeken benoemd had, en de kanunniken hem wilden verpligten daar aan te gehoorzamen. Dewijl velen hem zeer beminden en de Raad beducht was, dat sommigen hem met geweld zouden willen verlossen, waardoor opschudding en een gevaarlijke opstand te duchten was, liet deze afkondigen, dat hij die eenig verzoek deed, om Ùtden domdeken te verlichten, off syn sententie te veranderen, off dat daar toe dienen mocht,Ùu voor vijf jaren uit de stad zou gebannen worden. Hij heeft zich later weder met de kanunniken verzoend, en bleef deken tot 1438, toen hij stierf en hij door Johan Preys werd opgevolgd.
Zie Bat. Sacra, T. I. p. 284; Burman, Utr. Jaarb. D. I. bl. 130, 170, 346, 433 Nav. D. II. bl. 40, 103, 130, 192 (over het wapen.)

Kanunnik te Luik; deken van de Domkerk te Utrecht 1400-1438. Na onlusten in Utrecht, waarbij de 'Lockhorsten' een belangrijke rol speelden, werd hij in 1415 samen met zijn broers uit het Sticht verbannen. Na de dood van de bisschop van Utrecht in 1423 keerde hij terug. Hij wordt beschouwd als eerzuchtig en onbetrouwbaar, en zou zich schuldig gemaakt hebben aan vele misdrijven. Bron: RKD
HOME | EMAIL | SURNAMES |

Laatste wijziging op 19 april 2011 door Arwi Lokhorst
Rhode Island - USA

 


Page built by Gedpage Version 2.20 ©2000 on 18 April 2011