Home Genealogy Lockhorst | Email



Notes for Lamoraal van Egmond


EGMOND (Lamoraal graaf van), (1), prins van Gavre (bij keizerl. diploma van 1553), enz., jongere zoon van Jan (4) en Françoise van Luxemburg, werd 18 Nov. 1522 geboren op het kasteel de la Hamaide in Henegouwen. Op 16-jarigen leeftijd ging hij met zijn ouderen broeder Karel naar Spanje, waar deze laatste hun vader als kamerheer van den keizer opvolgde. Beide broeders volgden in 1541 den keizer op den tocht naar Afrika; op de terugreis stierf Karel te Carthagena (7 Dec. 1541), zoodat Lamoraal het uitgebreide familiebezit beërfde. Over Corsica en Genua kwam hijzelf in de Nederlanden terug en streed het volgend jaar (1542) tegen Maarten van Rossem in Brabant. In de volgende jaren maakte hij de krijgstochten des keizers mede; men vindt hem in 1543 bij de inneming van Düren. In het volgende jaar huwde hij tijdens den rijksdag te Spiers (op 8 Apr. 1544) met Sabina van Beieren, een dochter van den paltsgraaf Johan, graaf van Spanheim; het huwelijk werd met bijzonderen luister gevierd, in tegenwoordigheid van Karel V, van diens broeder Ferdinand, koning van Hongarije, en vele andere Rijksvorsten. Terstond daarna volgde hij den keizer naar Champagne en nam deel aan de belegering en de verovering van St. Dizier. Tijdens dit krijgsbedrijf overleed René de Chalon, prins van Oranje (I kol. 1434), aan de gevolgen eener wonde, en Lamoraal volgde hem op als bevelhebber over een kompagnie der beroemde Ùtbandes d'ordonnance.Ùu
De eerst 24-jarige veldheer werd in 1546 bij het te Utrecht gehouden kapittel der Gulden-Vliesridders in deze orde opgenomen en verheugde zich in de gunst des keizers, dien hij in 1548 naar den rijksdag te Augsburg vergezelde. Het daaraanvolgende jaar begeleidde hij 's keizers zoon Philips op diens reis door Holland en Zeeland, waar deze als erfheer gehuldigd werd. In 1552 streed hij in Luxemburg, waarvan hij gouverneur was geworden, en woonde het rampspoedige beleg van Metz bij; het volgend jaar verrichtte hij heldendaden tegen de fransche legers in Artois. In 1554 viel hem de eer te beurt om naar Engeland afgevaardigd te worden ter bemiddeling van het huwelijk van koningin Maria met den toekomstigen koning van Spanje en huwde haar enkele maanden later uit naam des konings. Na den troonsafstand van Karel V, waarbij hij onder de voornaamste edelen tegenwoordig was, werd hem, bij de hernieuwing van den oorlog met Frankrijk, het bevelhebberschap opgedragen over de lichte ruiterij der Nederlanden; onder opperbevel van Emanuel Philibert van Savoye trok hij naar Noord-Frankrijk en bevocht er de beroemde overwinning van Sint Quintijn (10 Aug. 1557), het jaar daarop gevolgd door den niet minder befaamden slag bij Grevelingen (13 Juli 1558). Door deze wapenfeiten had Egmond zijn naam als veldheer voor goed gevestigd; ongelukkigerwijze zouden de omstandigheden hem ver houden van het slagveld, waarop hij zijn sporen verdiend had, en hem het moeilijke terrein der staatkunde doen betreden. Ter belooning voor de zege bij Grevelingen bevochten, zond Philips II hem naar Parijs om er voor hem een huwelijk met een fransche prinses te bemiddelen, en verhief hem, bij brieven van 7 Aug. 1559, tot stadhouder en kapitein-generaal van Vlaanderen en Artois, terwijl hij hem ter zelfder tijd tot lid van den Raad van State benoemde, waarin ook Oranje zitting had. Door deze benoemingen kort voor zijn vertrek naar Spanje, dat op 25 Aug. 1559 volgde, hoopte de koning de gezindheid van het volk, dat begon te klagen over vreemde troepen en vreemde raadslieden, beter te stemmen. Samenwerking met den machtigen Granvelle, het hoofd van den Raad en tevens oppermachtig in de Consulta, was hem echter niet mogelijk. Meermalen was de Raad het tooneel van stormachtige beraadslagingen, waar Egmond en Oranje, naast Hoogstraten, Bergen en Montigny de regeering verweten tegen deze gewesten samen te spannen, bijeenroeping der Algemeene Staten eischten en zich opwierpen als verdedigers des vaderlands. Het lang niet terugroepen der gehate spaansche troepen en de instelling der nieuwe bisdommen deed de maat overloopen; de algemeene woede keerde zich tegen den gevreesden kardinaal. Op 23 Juli 1563 schreven Egmond en Oranje aan den koning om hun ontslag als leden van den Raad van State aan te bieden; zij willen, naar zij schrijven, niet langer de verantwoordelijkheid dragen voor gebeurtenissen, uitgelokt door den kardinaal en waartegen zij niets vermogen, daar alle belangrijke zaken buiten hen om beslist worden. Ook de gouvernante, bevreesd voor den aangroeienden storm, begon er toe over te hellen Granvelle's terugroeping te wenschen en in deze omstandigheden zonden Oranje, Egmond en Hoorne een heftige akte van beschuldiging naar Spanje, door hen opgesteld uit naam van bijna den ganschen hoogen adel. Deze brief bevatte eigenlijk een geheel politiek programma en was de veroordeeling der spaansche, monarchale regeeringswijze, tegenover de bourgondisch-nationale. Philips antwoordde op dit schrijven niet, maar verzocht Egmond, dien hij wist gemakkelijk te kunnen beïnvloeden, over te komen, hetgeen deze echter afwees. Na het vertrek van den gehaten kardinaal (Maart 1564) was de Raad van State heer en meester, hetgeen ten gevolge had, dat de plakkaten veel minder scherp werden toegepast, ook door Egmond in Vlaanderen. De leden van den Raad besloten evenwel Lamoraal naar Spanje af te vaardigen, om den koning uiteenzetting der vele grieven te doen; in Febr. 1565 kwam hij bij Philips II aan, waar de listige vorst alles in het werk stelde om zijn ijdelheid te streelen en hem gemakkelijk om den tuin leidde. Op 30 April kwam Egmond te Brussel terug, de gelukkigste man ter wereld, maar toen men de brieven, die hij mede had gebracht, inzag, bemerkte men spoedig, dat zij, ontdaan van woordenpraal, geen enkele concessie inhielden; Egmond had zich schromelijk laten misleiden en was, toen hem de oogen geopend waren, evenals de overige leden van den Raad woedend. Hij was het zelfs, die het ergste te keer ging en de anderen lieten hem dingen zeggen, die zij zelf niet durfden uiten. Intusschen kwam er ook meer beweging in het volk en den kleinen adel, waarvan het Verbond der edelen het gevolg was; verbond, waarvan Egmond's secretaris, Casembroot, ook deel uitmaakte. Hij zelf onthield zich, daar hij niet de rol van rebel wilde spelen; zelfs trachtte hij de gevolgen er van te verzachten. Daar brak plotseling de beeldenstorm los; in de eerste verwarring gevolgd door een verzachting der plakkaten door de landvoogdes. De stadhouders, elk in zijn gewest, zooals Oranje in Antwerpen en Egmond in Vlaanderen bestraften de schuldigen wel, maar beproefden tevens een modus vivendi tusschen Roomschen en Protestanten te vinden;
deze laatsten traden dan ook openlijker op en mochten zelfs met goedvinden der gouverneurs godsdienstoefeningen houden. Dit wekte echter den toorn van de landvoogdes op, die dit alles aan de groote heeren weet en zich geheel van deze afwendde. Egmond, allesbehalve diplomaat, wist zich in deze omstandigheden niet te wenden en bracht zich hoe langer, hoe meer in de moeilijkheden. ÙtEn Flandre, - zegt Pirenne in een uitstekende karakteristiek van Lamoraal - Egmont s'épuise vainement à ne froisser personne et n'aboutit qu'à mécontenter tout le monde. Il en est réduit à des demi-mesures, à des compromis, à des expédients puérils. Il n'ose ni assister à la messe, ni ne pas y assister. A Gand il y va, mais sans se découvrir, et là-dessus les protestants sont furieux parce qu'il y a été, et les catholiques parce qu'il ne s'y est point découvert. Manifestement, ce qui l'intéresse, c'est-à-dire la transformation du gouvernement et la convocation des Etats géneraux, n'intéresse plus personne. Il a perdu cette popularité dont il était si fier. Dès la fin de l'année, il est devenu ÙSblancq et vieil, et ne dort s'il n'at ses armes et pistoletz devant son lictÙT (zegt Granvelle). Epouvanté par les responsabilités qu'il a encourues, il s'arrête au moment de la résolution suprême, bourrelé de scrupules, de craintes et de remords.Ùu En dat het nu juist het oogenblik is om partij te kiezen, begrijpt Oranje, die zich in zijn Nassausche goederen terugtrekt om den openlijken strijd te gaan organiseeren; maar Egmond ziet het, tot zijn groote schade, niet in en tracht zijn ijver te toonen door plotseling in Vlaanderen de Protestanten te gaan vervolgen en hunne vergaderplaatsen af te breken. Het is echter te laat, want de ijzeren hertog betreedt met zijn legerbenden het grondgebied der Nederlanden, en nu is er voor weifelaars geen plaats meer. Dit bemerkte Egmond terstond nadat Alva de heeren ontvangen heeft; hij eet niet meer, zegt Granvelle, en 's nachts hoort men hem koortsachtig in zijn kamer heen en weer loopen; dan weer krijgt hij een aanval van woede, waarin hij er van spreekt zich in zijn kasteel Gaesbeek terug te zullen trekken en Ùtde brug op te halen.Ùu Om zekerder te kunnen treffen en des te meer indruk te maken, haast Alva zich echter niet en plotseling, zonder dat iemand er op verdacht is, worden op 9 September 1567 de graven van Egmond en Hoorne te Brussel gevangen genomen; denzelfden dag wordt de Bloedraad ingesteld! Het zou ons te ver voeren en ook weinig nut hebben hier Lamoraal's gevangenschap te Gent en het tegen hem gevoerde schijnproces te beschrijven; op 4 Juni 1568 volgde Alva's vonnis, waarbij de held van St. Quintijn en Grevelingen, de man, die Spanje tweemaal gered had, wegens crimen laesae majestatis et rebellionis, voortvloeiend uit zijn helpen der verbonden edelen, uit zijn samenwerken met Oranje en uit zijn geringe bescherming in Vlaanderen aan de katholieke kerk verleend, veroordeeld werd ter executie met het zwaard; zijn hoofd zou ten toon gesteld, zijne goederen verbeurd verklaard worden. Den volgenden dag (5 Juni 1568) viel zijn hoofd met dat van den graaf van Hoorne op het schavot, dat op de Groote Markt te Brussel was opgesteld. De bisschop van IJperen, Martinus Riethovius, had hem in zijn laatste oogenblikken bijgestaan en vergeefs bij den hertog op verandering der sententie aangedrongen. Zijn lijk werd te Sotteghem, een zijner heerlijkheden, bijgezet.
Lamoraal van Egmond was door de omstandigheden, zijn hooge positie en zijn rijkdommen, in het moeilijk tijdsgewricht, waarin hij leefde, verplicht een rol te spelen, waarvoor de bekwaamheden hem ten eenenmale ontbraken. Hij was een Ùtmagnifique seigneurÙu, eerzuchtig en ijdel, maar miste diplomatiek inzicht en bezadigd overleg, hoedanigheden, die zijn vriend, de prins van Oranje, juist in zoo hooge mate bezat.
Uit zijn huwelijk had Lamoraal twaalf kinderen, welke waren: 1. Leonora, overl. den Haag 1582, echtgenoote (geh. 1574) van George graaf van Hoorne en Houtkerke, burggraaf van Veurne en Wijnoxbergen, baron van Hondschoote, enz., overl. 1608 op het kasteel Geldrop, zoon van Maarten en Anna van Croy; 2. Maria, werd na den dood van haar vader non in de abdij ter Kamere bij Brussel, ging na sluiting van dit klooster in laatstgenoemde stad wonen, waar zij omstr. 1584 stierf; zij was beroemd om hare geleerdheid; 3. Françoise, woonde omstreeks 1584 in den Haag en overl. aldaar ongehuwd in 1589; zij werd 13 Juli in de Hofkapel ald. begraven; 4. Magdalena, huwde Floris van Stavele, graaf van Herlies, enz., zoon van Philips, ridder van het Gulden Vlies, generaal der artillerie, en Anna van Pallandt van Culenborch; 5. Maria Christina, overl. 1622, eerst gehuwd met Edouard de Bournonville, graaf van Hennin-Liétard, heer van Capres, als veldoverste bij de belegeringen van Haarlem en Alkmaar; na zijn dood huwde zij (1587) Willem de Lalaing, graaf van Hoogstraten en Renneburg, heer van Borselen en Zuilen, enz., zoon van Anton en Eleonora de Montmorency; hij overl. 1590 en zijn weduwe huwde ten derden male, met den bekenden krijgsoverste Karel graaf van Mansfelt, in 1596 gesneuveld in Hongarije, zoon van Pieter Ernst en Margaretha van Brederode; 6. Isabella, zeer jong overl.; 7. Philips (kol. 340); 8. Anna werd 1588 non in een Clarissenklooster bij Atrecht; 9. Sabina, vrouwe van Beierland, overl. 1614 en werd begr. in de kerk te Oud-Beierland; zij woonde eerst in den Haag en huwde 1595 te Delft George graaf van Solms, 1600 kinderloos overl.; 10. Joanna was eerst non ter Kamere, later priores van het S. Elizabethsklooster te Brussel; 11. Lamoraal (2), die volgt, en 12. Karel (kol. 334).
Sabina van Beieren, die met hare kinderen in hoogst kommervolle omstandigheden achterbleef, maar later van den koning een jaargeld kreeg, overl. te Antwerpen 19 Juli 1578 en werd bij haar man begraven. Haar spreuk was: Malheur me suit.
Portretten van Lamoraal, zie: Moes, Iconographia Batava, no. 2296; de catalogi van Muller en van Someren; een geteekend portret in het zoogen. Recueil d' Arras. Vooral belangrijk voor L.'s levensbeschrijving is de Fürstensteinsche Egmond-kroniek, uitgegeven in de: Bulletins de la Comm. roy. d'histoire, 2e serie, deel IX (Brux. 1857).
De eenige monographie over Lamoraal is nog steeds: Le comte d' E. et le comte de Hornes, d'après des documents authentiques et inédits, door Th. Juste (Brux. 1862), welke schr. ook het zeer uitgebreide art. in de belgische Biographie nationale (deel VI, kol. 490) schreef.
Over zijn proces: Procès du comte d' Egmont ... par de Bavay, proc. gén. près la cour d'appel de Brux. (Brux. 1854); Eug. van Damme, Hist. du procès et de la mort de L. comte d' E. (Gand, 1869). Over het weervinden van zijn gebeente: Ontdekking van het graf des graven van E.... door J. de Bast (Gent, 1819; ter zelfder
[p. 339]
plaats en jaar in fransche oplaag verschenen: Découverte du tombeau, etc.); benevens: Bull. comm. d'art et d'archéologie, I (Brux. 1862).
Voor brieven en tijdschriftartikels vgl. Petit's Repertorium.
Obreen
HOME | EMAIL | SURNAMES |

Laatste wijziging op 19 april 2011 door Arwi Lokhorst
Rhode Island - USA

 


Page built by Gedpage Version 2.20 ©2000 on 18 April 2011