Prinses der Nederlanden (1880-1890, 1948-1962), Prinses van Oranje-Nassau, Hertogin van Limburg (1890-1948), Hertogin van Mecklenburg (1901-1962), was van 1890 tot 1948 regerend Koningin der Nederlanden.
Wilhelmina, in de eerste weken van haar leven Paulientje genoemd, was het enige kind van koning Willem III en zijn tweede vrouw Emma van Waldeck-Pyrmont en werd op 31 augustus 1880 om 18.00u geboren op Paleis Noordeinde in Den Haag. Ze had drie oudere halfbroers uit haar vaders eerste huwelijk met Sophie van Württemberg; die waren Willem der Nederlanden (1840-1879), Maurits der Nederlanden (1843-1850) en Alexander der Nederlanden (1851-1884), van wie bij haar geboorte alleen de laatste nog leefde. Alexander was zo verbolgen over zijn vaders tweede huwelijk (hij sloot op de dag van de huwelijkssluiting de luiken van zijn paleis), dat hij ook later nog weigerde zijn zusje te zien. Hij stierf toen zij vier jaar oud was.
Toen Willem III stierf op 23 november 1890 werd de 10-jarige Wilhelmina koningin. Echter tot zij 18 jaar werd nam haar moeder Emma als regentes het koningschap waar. In het Groothertogdom Luxemburg waren alleen mannelijke afstammelingen erfgerechtigd. De groothertogelijke kroon ging daar over op een ander lid van het Huis Nassau, Adolf, hoofd van de Walramse tak van Nassau.
Op 6 september 1898 werd Wilhelmina ingehuldigd in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Een jaar daarvoor had zij een grote klap te verwerken gekregen. Haar tante Sophie, de zuster van haar vader, was overleden. In haar autobiografie vertelde ze later dat haar tante veel voor haar betekende. Twee jaar na haar inhuldiging werd aan een Nederlands marineschip, Hr. Ms. Gelderland, opdracht gegeven naar Mozambique te varen om van daar Paul Kruger, president van de verslagen Transvaal, te evacueren. Dit gebaar (met stilzwijgende instemming van de Britten), leverde haar veel good-will op in Europa.
Men zocht naar een gemaal voor de jonge koningin. Britse kandidaten vielen af vanwege de Boerenoorlog. "Nur einen deutschen Prinzen soll sie bekommen", sprak de Duitse keizer.
De koningin-moeder Emma reisde in mei 1900 met haar dochter naar het slot Schwarzburg in Thüringen. Daar had ze ontmoetingen gearrangeerd met drie kandidaten. Friedrich Wilhelm van Pruisen, kleinzoon van prinses Marianne, was door de keizer naar voren geschoven en de twee broers Von Mecklenburg Schwerin waren geselecteerd uit de Almanach de Gotha. Van de broers kwam alleen Heinrich opdagen. Moeder en dochter kozen voor hertog Heinrich zu Mecklenburg Schwerin. Op 16 oktober werd de verloving bekendgemaakt.
Op 7 februari 1901 trouwde Wilhelmina met Hendrik, zoon van groothertog Frederik Frans II van Mecklenburg-Schwerin. Hun huwelijk bracht de eerste jaren vier miskramen, maar was verder aanvankelijk wel gelukkig.
Als Wilhelmina kinderloos overleed kon de troon naar een Duitser gaan en wel naar Wilhelmina's achterneef Willem Ernst, groothertog van Saksen-Weimar-Eisenach, een kleinzoon van Wilhelmina's tante Sophie (zuster van Willem III). Ook werd Wilhelmina's nicht Marie genoemd, dochter van diezelfde Sophie.
Op 30 april 1909 werd dan toch een kind geboren, Juliana. De koningin onderwees haar dochter zowel over de Bijbel, in protestantse zin, als over alle facetten van het koninkrijk. Ook hierdoor ontstond tussen moeder en dochter een hechte band.
Als meisje van dertien bezocht Wilhelmina samen met haar moeder de regentes ook keizer Wilhelm II van Duitsland. Deze pochte tegenover de kind-koningin dat zijn gardisten bijna twee meter lang waren. Wilhelmina glimlachte beleefd en antwoordde dat, wanneer de sluizen geopend werden, dit kleine landje twee en een halve meter onder water stond. De keizer, tevens de Prins van Oranje, werd door koningin Wilhelmina onderscheiden met het Grootkruis in de Militaire Willems-Orde en het Grootkruis in de Huisorde van Oranje. Na de Eerste Wereldoorlog vroeg de keizer op 10 november 1918 politiek asiel. De Nederlandse regering verleende hem dit asiel, tegen de wil van de geallieerde mogendheden Frankrijk, Groot-Brittannië en vooral België. Wilhelmina vermeed echter elk contact met de ex-keizer. Zij verweet hem toen gebrek aan leiderschap en zelfs het verlaten van zijn volk. De Duitse revolutie zou ook in Nederland natrillen, zoals zij zou ondervinden.
Wilhelmina maakte van haar bevoegdheden nadrukkelijk gebruik. Hoewel zij wist waar haar grenzen lagen, respecteerde zij die met tegenzin. Veel had ze ook niet op met de politici van haar tijd, wat dan ook vaak tot conflicten leidde met haar ministers. Met name in de Amerikaanse pers zijn berichten gepubliceerd dat zij door haar zakelijk inzicht het familiekapitaal vergrootte tot een miljard dollar. De Nederlandse koninklijke familie zou één van de grootste aandeelhouders van Koninklijke Olie zijn. Zij koos de zijde van het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten inzake de annexatie van Mexicaanse olie . Haar wil bracht Nederland ook in conflict met Venezuela over de Nederlandse Antillen.
Wilhelmina werd één van de invloedrijkste monarchen sinds Willem van Oranje. Nadat de grootmogendheden Den Haag aanwezen als vergaderplaats, bood de negentienjarige koningin één van haar paleizen aan als plaats waar landen hun geschillen vreedzaam konden laten bijleggen door deze voor te leggen aan het Permanent Hof van Arbitrage. Ze bood ook een galadiner aan bij de afsluiting van de eerste Haagse Vredesconferentie. Ze zag weinig in deze initiatieven - Nederland was immers een neutraal land - en hechtte daarom meer aan een sterke defensie. Daarover kwam ze in conflict met de achtereenvolgende regeringen, die toentertijd streefden naar een volksleger. Hoewel zij meehielp om Nederland gedurende de Eerste Wereldoorlog neutraal te laten blijven, besloot Engeland een handelsblokkade tegen Nederland in te stellen. Toen nog in het voorjaar van 1918 Nederlandse koopvaardijschepen door de Engelsen werden opgebracht, was een grens overschreden. Er moest een gebaar worden gemaakt en op 5 juli 1918 vertrok toch een handelsvloot onder konvooi naar Nederlands-Indië, met de driekleur in top.
Maatschappelijke onrust, aangemoedigd door het uiteenvallen van het Russische, Oostenrijks-Hongaarse en Duitse Rijk en de communistische revolutie in Rusland in 1917, stak kort na WO I ook in Nederland de kop op, die de socialistische leider Pieter Jelles Troelstra in november 1918 tot zijn 'historische vergissing' inspireerde. Een proclamatie door Wilhelmina kalmeerde de gemoederen toen ook de verschillen tussen extreem rijk en extreem arm wat werden aangepakt: ziekenhuizen, nieuwe woningen en beperking van de uitbuiting van de arbeiders. De grote waterstaatkundige werken in de Zuiderzee stimuleerden de industriële ontwikkeling, die sinds de 19e eeuw achter was gebleven bij die van België, Duitsland, Engeland en Frankrijk. Wilhelmina leed onder de buitenechtelijke avonturen en de financiële praktijken van prins Hendrik, die met zijn positie van prins-gemaal binnen het Nederlandse constitutionele bestel niet goed raad wist. Vanaf het einde van WO I leefden ze vrijwel gescheiden; door de volgzaamheid van de pers in die tijd bleef het volk grotendeels onkundig van Hendriks misstappen.
Het overlijden van van haar moeder en haar man in 1934 maakten dat jaar moeilijk voor haar, niet alleen emotioneel, maar ook omdat het koningshuis toen nog maar uit twee personen bestond. Zij had het liefst willen aftreden omdat zij meende dat het volk een beetje op haar was uitgekeken en omdat zij zich onmachtig voelde het kabinetsbeleid bij te sturen. Zij wilde dit echter haar dochter Juliana niet aandoen voordat die haar eigen huwelijk geregeld had. Vanaf 1937 kreeg de monarchie de broodnodige personele versterking: Juliana trouwde met prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld en in 1938 werd Beatrix als Wilhelmina's eerste kleindochter en erfopvolger geboren; in 1939 volgde prinses Irene. Daarbij kwam wel de grote schrik van een auto-ongeluk in november 1937, twee maanden voor de geboorte van Beatrix, waarbij Bernhard ernstig gewond werd; de lichamelijke gevolgen daarvan heeft hij zijn leven lang moeten dragen.
Samen met koning Leopold III van het nu ook neutrale België ontplooide zij enkele initiatieven voor het bewaren van de vrede in Europa, die niet mochten baten, maar wel de Nederlands-Belgische relaties hielpen verbeteren. In februari 1939 werd besloten tot de bouw van een centraal vluchtelingenkamp voor uit Duitsland gevluchte joden. Gekozen werd voor een locatie bij Elspeet. Koningin Wilhelmina verzette zich daar tegen; zij vond de afstand van twaalf kilometer tot haar zomerverblijf paleis Het Loo veel te weinig. Het kamp werd uiteindelijk bij Hooghalen gebouwd (kamp Westerbork).
Op 10 mei 1940 viel Duitsland Nederland binnen. Juliana en de kinderen vluchtten naar Groot-Brittannië, teneinde de dynastie veilig te stellen. Ook koningin Wilhelmina moest op advies van generaal Winkelman uitwijken en vluchtte eveneens. Haar aanvankelijke plan zou zijn geweest om met een Engelse torpedojager vanuit Den Haag naar Zeeland te varen en daar met haar troepen te strijden tot hulp van de Geallieerden kwam. Maar doordat het Duitse leger steeds verder Nederland introk en na het bombardement op Rotterdam, capituleerde generaal Winkelman. De torpedojager moest - op nadrukkelijk Engels bevel - koers zetten naar Engeland. Zo waren zij - met de grote Nederlandse kolonie Ned. Indië in gedachten - zeker dat Nederland aan het geallieerde zijde bleef.
In Londen gaf ze wel leiding aan de Nederlandse regering in ballingschap. Wilhelmina zond ook radioboodschappen aan haar volk, via Radio Oranje. Ze nam geen blad voor de mond. Adolf Hitler noemde zij de 'aartsvijand van de mensheid'. Ook heeft ze in haar toespraken haar afkeuring betuigd tegen de Jodenvervolging die op dat moment gaande was in Nederland. Ondanks de hierop gestelde straf werden de uitzendingen in Nederland veel beluisterd. Gedurende de laatste jaren van bezetting groeiden zij en de kleur oranje uit tot symbool van bevrijding. Zelf werd zij gedurende de oorlog bijna gedood door een Duitse bom, die dichtbij haar huis in South Mimms, net ten noorden van Londen neerkwam. Terwijl haar dochter en kleinkinderen in Canada zaten, ontpopte haar schoonzoon prins Bernhard zich tot adjudant, die zich voor de strijdkrachten inzette, al mocht hij zich van zijn schoonmoeder niet in gevaar brengen. In de oorlog sprak zij over een politiek denkbeeld, de 'vernieuwing', dat voortkwam uit haar frustraties met het vooroorlogse politieke bestel. Dit is nooit helemaal uitgewerkt, daar de kernthema's waren als volgt: afschaffing van de zuilen, een nog grotere macht voor de Kroon en een eendrachtiger Nederland. Zij had menigmaal conflicten met haar ministers, die voorstanders waren van het vooroorlogse bestel. Zij meende echter dat het volk achter haar zou staan.
Na haar terugkeer in Nederland gaf zij, uit woede over het gebruik van Paleis Het Loo door de nazi's, opdracht dit paleis af te breken. Het gezonde verstand overwon echter. Uit medeleven met het Nederlandse volk heeft Wilhelmina na de Tweede Wereldoorlog (september 1945 - april 1946) tijdelijk in een gewoon burgerhuis gewoond aan de Nieuwe Parklaan in Den Haag. Verder bracht zij persoonlijke bezoeken door het hele land, soms op de fiets.
Haar rol tijdens de politionele acties in Nederlands-Indië was onderwerp van scherpe kritiek; haar hele leven had zij nog geen voet in Nederlands-Indië gezet. Wilhelmina stimuleerde na de oorlog wel de wederopbouw van Nederland, maar zij kreeg een teleurstelling te verwerken met betrekking tot de vernieuwing die haar voor ogen stond. Nederlanders bleken hun normale leven weer op te pakken en de oude politieke partijen en hun zuilen kwamen weer terug. Wilhelmina had zich vergist, de Nederlanders wilden niets van haar vernieuwing weten. Na een (achten)vijftigjarige ambtsperiode deed zij in 1948 troonsafstand ten gunste van haar dochter Juliana.
Na haar troonsafstand trok zij zich terug op Het Loo. Tijdens de watersnood van 1953 trad zij nog enkele malen in het publiek op, zij het per auto in plaats van op de fiets. Zij werkte tot op hoge leeftijd aan haar dynastieke belangen en zakelijke investeringen, waarbij zij onder andere contact had met de Amerikaanse familie Mellon en de Europese Rothschilds. Gedurende haar laatste levensjaren schreef ze haar autobiografie Ùt'Eenzaam maar niet alleen'Ùu.
Eén van de laatste keren dat zij in het openbaar verscheen, was bij de 18-de verjaardag van haar kleindochter, Beatrix in 1956.
Wilhelmina stierf op 28 november 1962, 82 jaar oud en werd bijgezet in het familiegraf in de Grafkelder van de Oranjes in de Nieuwe Kerk in Delft.
Na haar abdicatie nam de invloed van de Nederlandse monarchie op het beleid van de regering af, maar bleef het Koninklijk Huis populair.